maandag 18 januari 2016

prentje en de kat met negen levens

We wachten de ambulance op bij de ingang van het ziekenhuis. Ik bedenk me dat dit de tweede keer is dat ik mijn vader in een ambulance opwacht bij het ziekenhuis. Hoe vaak kun je een mens opwachten in een ambulance bij het ziekenhuis?
We staan bij de hoofdingang, Zus, Zoon, Middelste Neef en ik.
Het is de verkeerde ingang. We moeten bij de Eerste Hulp zijn. We gaan automatisch rennen. Onuitgesproken willen we waarschijnlijk hetzelfde: dat hij onze gezichten ziet als hij uit de ambulance komt.
Als eerste komt mijn moeder eruit. Ze heeft naast de bestuurder gezeten. Ik mompel iets over een tasje, of ze die bij zich heeft en dat ze die niet moet vergeten. Ik ben zo verschrikkelijk bewust van alles dat het pijn doet. En tegelijk ook niet.

Mijn vader herkent ons. 'Dit zijn mijn twee dochters', lacht hij naar de broeder. 'Dat heeft u goed gedaan, meneer', antwoordt hij.
We lopen achter het bed aan naar de Eerste Hulp. We moeten wachten in een soort van halletje.
Zus heeft de iPad meegenomen, Zoon speelt Candy Crush. Zijn gezicht is bleek.

Het duurt niet lang of we bij hem mogen. Ik pak zijn hand. Wat voelt hij koud. Zijn temperatuur was nog maar 34 graden, zegt mijn moeder die naast me is komen te zitten. Ik pak ook haar hand.
Ik zit tussen de twee mensen in die er voor hebben gezorgd dat ik er ben.

Het is een mini-universum, de Eerste Hulp. Ik hoor een arts zeggen tegen een meisje schuin tegenover mijn vader dat ze een zwangerschapstest gaan doen. En dat ze misschien een buitenbaarmoederlijke zwangerschap heeft. Ze kijkt met haar donkere ogen bang naar de dokter. Waarom is er niemand bij haar? Wat moet ze zich eenzaam voelen. Ik wil eigenlijk even naar haar toe, zeggen dat het goed komt, ooit, dat dit ook weer voorbij gaat.

We moeten anderhalf wachten op de uitslag van het hartfilmpje, zegt de dokter. Mijn vader slaapt.
De koffiecorner is nog dicht. Laten we een broodje eten bij de brasserie tegenover het ziekenhuis, stelt Zus voor. Kan dat wel? Kunnen we hem wel alleen laten? Ik geef de dokter mijn 06-nummer, zegt Zus.

We zitten in de brasserie. Het is druk. Overal om ons heen zitten mensen gezellig te keuvelen. Of lijkt dat maar zo? Wat weet je van een ander mens? Wij lijken ook een gezellige familie. Een oudere vrouw, met haar twee dochters en haar kleinkinderen. Gezellig op zondag lunchen met z'n allen.

De arts belt als we op de parkeerplaats staan. Zus en ik hollen weer naar de Eerste Hulp, bang om hem mis te lopen. Het is een jonge arts. Hij zegt dat ze een hoge concentratie hebben gevonden van een stofje dat wijst op een hartinfarct. Ze gaan hem medicijnen geven, en binnen een paar dagen misschien een 'stent' plaatsen. Ik vraag hem wat dat is. Je moet het voorstellen als kippengaas, zegt de arts. Maar ook weer niet helemaal. Zijn er verder nog dingen die hij moet weten over mijn vader?
Hij heeft darmkanker gehad, zeg ik. En hij is dement. Of hij ooit bij een cardioloog is geweest? Hij heeft tia's gehad, zeg ik. Later bedenk ik me dat dit een dom antwoord is. Tia's zitten in je hoofd, niet in je hart.
Ik kijk naar mijn vader. Kan hij zo'n zware operatie nog wel aan? Dit is zo'n moeilijke beslissing.

We gaan naar huis, Zoon en ik. Ik werk mijn lijstje af. Ga nog kleren ruilen. Alsof ik niet wil weten wat er is gebeurd. Alsof, als ik er bij stil sta, het echt is.

Daarom ga ik ook gewoon naar mijn werk de volgende dag. Ik kan me lastig concentreren. Als ik de deur wil openen met een vol dienblad, valt mijn smoothie om. Ik begin te huilen, te klappertanden en kan niet meer stoppen. Een collega die ik niet ken, knielt op de grond om te helpen met opruimen, samen met mijn eigen collega. Ik stamel wat zinnen over mijn vader. Even later komt ze met een dweil om mijn laarsjes schoon te vegen. Ga naar je vader, zegt ze. Ja, beaamt mijn manager, ga naar je vader.

Hij ligt nog op de Intensive Care. Ik volg de instructies die Zus heeft gegeven, rechts de lift in, en dan twee keer naar links op de tweede verdieping. Box 1.
Het zonlicht valt op zijn gezicht. Hij lijkt niet verbaasd me daar te zien. Ik vraag hem of mijn moeder er ook is. Ik weet het niet, antwoordt hij. Loopt ze misschien op de gang? Ik ga op de gang kijken.

Ik vraag of hij wat wil drinken. Een beetje sinaasappelsap, zegt hij. Ik loop naar de balie. We gaan hem zo verplaatsen, zegt het meisje achter de balie. Je komt net op het goede moment.
Hij wordt weer naar een andere afdeling gebracht. We moeten wachten op een lift die groot genoeg is voor een bed. Ik lig nog het best, zegt mijn vader als we allemaal in de lift gepropt staan. Nu wel, zegt de verpleegster.

Ik mag niet lang bij hem blijven, want het bezoekuur is nog niet begonnen. Ik kan niets bedenken wat ik tegen hem kan zeggen. Zijn er nog dingen onuitgesproken? Ik kan niets bedenken.
Ik hou van je pap, zeg ik. En ik van jou, zegt hij, terwijl hij bijna streng kijkt.

Alsof ik dat vooral niet mag vergeten.

10 opmerkingen:

  1. Heel veel sterkte, en beterschap voor je vader!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heftig!! Heel veel sterkte en beterschap!! X

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ach.. vaders.. ankers zijn het.
    Ik ga je geen sterke wensen. Een stom Typisch nederlands woord. Waren we soms allemaal maar eens wat minder sterk..
    Ik wens je veel liefdevolle momenten en de mildheid naar jezelf om dat wat er is er te laten zijn.
    X

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Zo aangrijpend. Ik ben er stil van.
    Heel veel beterschap voor je vader!
    Ik denk aan jullie.
    Liefs
    Alet

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Je bent er voor hem... Hou hem stevig vast zolang je kan. Dikke knuffel.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. oef zit hier met tranen in mn ogen. Die eerst zulke sterke papa's worden dan zomaar zwakke vaders. Sterkte he. x

    BeantwoordenVerwijderen