'Naar zee?', opper ik.
'Jij wilt altijd naar zee', sputtert hij.
Klopt.
Ik wil ALTIJD naar zee.
Ik denk dat het door mijn jeugd komt.
Elke zomer brachten we door aan zee.
In mijn herinnering alle weekenden en elke vakantie.
We hadden een oude stacaravan die mijn moeder van een kennis had gekregen.
In de caravan zat een roze bad.
Ik durf wel te stellen dat het de enige stacaravan in Nederland was met een (roze) bad.
Maar als kind lijkt alles gewoon.
Dankzij een kleine boiler duurde het een hele tijd voor deze vol was, maar boy, als die dan vol was.
Hoe heerlijk was het om na een lange stranddag het zand van je af te voelen glijden.
Het strand waar je alleen met de fiets kon komen.
Nog voel ik de hand van mijn vader in mijn nek om me te duwen.
In mijn herinnering aten we elke dag doperwtjes met gebakken aardappeltjes en satéstokjes.
Maar herinneringen staan niet bekend om hun betrouwbaarheid.
Er was een smal bed, met een kuil in het midden.
Gedurende de nacht rolde je vanzelf naar elkaar toe.
Op een gegeven moment heeft mijn moeder de caravan van de hand gedaan, impulsief als ze is.
Maar ze miste de zee te erg.
Dus er kwam een nieuwe caravan, dit keer nog dichter bij zee.
We konden er nu naartoe lopen.
Wel miste ik de hand van mijn vader in mijn nek.
Vorige week was ik bij mijn 87-jarige moeder.
Ik vertelde haar over mijn continue verlangen naar zee.
En mijn droom van een kleine rond caravannetje om ergens daar in de buurt neer te zetten.
'Het was de gelukkige tijd van mijn leven', zei mijn moeder en haar ogen vulden zich met tranen.
'Dan haalden we amandelbroodjes bij de bakker en zette ik snel koffie.
Papa zette de stoeltjes buiten en daar zaten we dan. Simpelweg gelukkig.'
Het is dit simpele geluk waar ik elke dag naar verlang.