De zuster kijkt een beetje droevig. 'We zullen je vader missen hier in het ziekenhuis', zegt ze.
Mijn vader antwoordt met een handkus.
Wat je geeft, krijg je terug. Als je in een ziekenhuisbed ligt en je hebt nog maar heel weinig (geen kleren, geen meubels, geen geheugen) kun je toch heel dankbaar zijn.
We moeten mijn vader uitleggen dat hij niet op de rode knop moet drukken om de zusters te bedanken dat ze zo goed voor hem zorgen.
'Waarom zijn jullie toch zo lief voor me?', vraagt hij keer op keer.
'We zijn blij dat we eindelijk iets terug kunnen doen, pap', antwoorden we.
'U heeft uw hele leven voor ons gezorgd, het ontbrak ons aan niets. Nu is het onze beurt.'
Mijn vader wuift het weg.
Vandaag brengen we hem weg naar het tijdelijke verpleeghuis. Daar blijft hij tot er een plek is in het verpleeghuis in de buurt.
Zus en ik vormen een gerouleerd team. Ik rijd mee met de rolstoeltaxi, Zus volgt in haar eigen auto.
Inmiddels heb ik een soort gruwelbeeld van een gesloten afdeling in een verpleeghuis gevormd.
Een Dickens-achtige zaal vol schreeuwende demente bejaarden in bedden.
'Vandaag verwelkomen we de heer P', staat er op een bordje bij de ingang. Een vriendelijke man schudt ons de hand.
Alleen de lift heeft een code. Verder voelt het niet als een gesloten afdeling.
'Wat is het hier gezellig', zegt mijn vader vanuit zijn rolstoel als we door de gang lopen.
De zuster heeft nog pauze. Zus en ik tillen hem samen vanuit de rolstoel naar het bed.
Er staat een tafel met twee stoelen.
Zus en ik nemen plaats terwijl mijn vader af en toe in slaap dommelt.
Voor iemand die al jaren amper buiten is geweest, is dit een wereldreis geweest.
De zon schijnt in mijn gezicht. De stoelen zijn zachter dan ze er uit zien.
Ik dommel zelf ook bijna weg, moe als ik ben. Ik vind het in dit soort extreme situaties lastig om tegelijkertijd goed voor mezelf te zorgen als voor een ander.
Gelukkig heb ik de Liefste Vrienden ter Wereld, die dat weten zonder dat ik het hoef uit te spreken. De één neemt me mee uit eten, de ander maakt Toverdrankjes voor me klaar.
Weer een ander kookt voor me. En hoe.
De zuster is inmiddels gearriveerd. We nemen zijn gegevens door.
Als ik even later in de badkamer sta, hoor ik hem zeggen: 'wat heeft u mooie wenkbrauwen.'
Ook hier komt de kat met negen levens op zijn pootjes terecht.
maandag 25 januari 2016
donderdag 21 januari 2016
prentje en de kat met negen levens, deel 2
Elke dag verleggen we onze grenzen. Dit proces vraagt iedere dag moeilijke keuzes.
De vraag van dinsdag: laten we mijn vader nog opereren? Dan moet dat namelijk vandaag gebeuren.
We laten ons uitgebreid voorlichten. Eerst moet hij worden verplaatst naar een ander ziekenhuis.
Er moet daar een hartkatheterisatie plaatsvinden om te kijken hoe groot de schade is die het infarct heeft aangericht. Alleen blijken zijn nieren nog amper te functioneren, dus het lichaam kan de contrastvloeistof die wordt ingespoten niet meer afvoeren.
Dus moeten ze een nierdialyse uitvoeren. Vervolgens kan er dan een stent worden geplaatst.
De medische termen vliegen me om de oren, en vliegen me bijna aan. Wat is wijsheid? Als ze 'm niet opereren, kunnen ze preventief medicijnen geven om bloedstolsels te voorkomen, maar de kans op een nieuw infarct is groter.
Met elkaar besluiten we dat we hem niet meer laten opereren.
Mijn hart hobbelt steeds achter mijn verstand aan.
Ik weet dat we het goede doen, maar het doet zo verschrikkelijk veel pijn.
Het zijn keuzes waarvan je hoopte ze nooit te hoeven maken.
Slecht nieuws op woensdag: mijn vader is 's nachts gaan spoken op de gang en daarbij op zijn hoofd gevallen.
Er moet een scan worden gemaakt van zijn hoofd, en er moet worden onderzocht of hij zijn heup niet heeft gebroken.
Mijn vader heeft een nieuw label gekregen: hij is nu 'valgevaarlijk'.
Langzaam wordt duidelijk dat het niet meer verantwoord is dat hij terug naar huis kan keren.
Hij heeft zich echter altijd met hand en tand verzet tegen een verpleeghuis.
De keuze van woensdag: gaan we als familie akkoord met een gedwongen opname in een gesloten verpleeghuis?
Hij is een gevaar voor zichzelf geworden.
Mijn vader valt dan onder de Wet BOPZ, maar eerst moet aan hem worden gevraagd of hij bezwaar maakt. In dat geval moet de rechter er aan te pas komen.
Met elkaar besluiten we dat we hem op laten nemen.
We willen hem echter zelf voorbereiden op dit gesprek, waar de beladen termen 'verpleeghuis' en 'gesloten deur' zullen vallen. Vanwege de urgentie moet dit al de volgende dag plaatsvinden.
En of we als familie toestemming geven om hekken rond zijn bed te plaatsen.
Dit staat voor 'vrijheidsberoving' en we moeten hiervoor tekenen.
Het verdriet en de verslagenheid is zo groot dat ik merk dat mijn lichaam gaat doseren.
Ik moet sterk blijven, voor mijn vader, voor mijn moeder, voor Zoon die in zijn Citotoetsweek zit.
Ik ga functioneren op de automatische piloot.
Het bericht van donderdagochtend kan nauwelijks meer doordringen: mijn vader is vannacht over de hekken geklommen en weer gaan dwalen op de gang. Ze hebben 'm moeten vastbinden aan zijn bed.
Ik kan niet meer huilen.
We rijden naar het ziekenhuis, Zus en ik. Hij ligt te slapen, moeizaam ademhalend.
Mijn hart breekt.
Ik heb besloten dat ik hem zelf wil vertellen over de gedwongen opname in een verpleeghuis.
De blik in zijn ogen vergeet ik nooit meer als de term 'verpleeghuis' valt.
Als de Onderzoeker er vervolgens bijkomt, is er berusting.
'Als de deskundigen dat hebben besloten, leg ik me daar bij neer', zegt hij.
En: 'ik vertrouw op jullie oordeel.'
Ik wilde niet huilen in zijn bijzijn, maar kan de tranen niet meer stoppen.
Met zijn drieën knuffelen we nog even als de indicatie-expert weg is.
Dit zijn de momenten die ik in mijn hart opsla.
Vervolgens komt het gesteggel over een plek.
De verpleeghuizen in de buurt zitten allemaal vol; hij moet eerst nog tijdelijk naar een ander verpleeghuis.
Dat betekent nog een keer verhuizen.
Mijn vader is een held.
De waardige manier waarop hij zich berust heeft in zijn lot, kan alleen maar respect afdwingen.
Ik ben ongelofelijk trots de dochter van een held te zijn.
De vraag van dinsdag: laten we mijn vader nog opereren? Dan moet dat namelijk vandaag gebeuren.
We laten ons uitgebreid voorlichten. Eerst moet hij worden verplaatst naar een ander ziekenhuis.
Er moet daar een hartkatheterisatie plaatsvinden om te kijken hoe groot de schade is die het infarct heeft aangericht. Alleen blijken zijn nieren nog amper te functioneren, dus het lichaam kan de contrastvloeistof die wordt ingespoten niet meer afvoeren.
Dus moeten ze een nierdialyse uitvoeren. Vervolgens kan er dan een stent worden geplaatst.
De medische termen vliegen me om de oren, en vliegen me bijna aan. Wat is wijsheid? Als ze 'm niet opereren, kunnen ze preventief medicijnen geven om bloedstolsels te voorkomen, maar de kans op een nieuw infarct is groter.
Met elkaar besluiten we dat we hem niet meer laten opereren.
Mijn hart hobbelt steeds achter mijn verstand aan.
Ik weet dat we het goede doen, maar het doet zo verschrikkelijk veel pijn.
Het zijn keuzes waarvan je hoopte ze nooit te hoeven maken.
Slecht nieuws op woensdag: mijn vader is 's nachts gaan spoken op de gang en daarbij op zijn hoofd gevallen.
Er moet een scan worden gemaakt van zijn hoofd, en er moet worden onderzocht of hij zijn heup niet heeft gebroken.
Mijn vader heeft een nieuw label gekregen: hij is nu 'valgevaarlijk'.
Langzaam wordt duidelijk dat het niet meer verantwoord is dat hij terug naar huis kan keren.
Hij heeft zich echter altijd met hand en tand verzet tegen een verpleeghuis.
De keuze van woensdag: gaan we als familie akkoord met een gedwongen opname in een gesloten verpleeghuis?
Hij is een gevaar voor zichzelf geworden.
Mijn vader valt dan onder de Wet BOPZ, maar eerst moet aan hem worden gevraagd of hij bezwaar maakt. In dat geval moet de rechter er aan te pas komen.
Met elkaar besluiten we dat we hem op laten nemen.
We willen hem echter zelf voorbereiden op dit gesprek, waar de beladen termen 'verpleeghuis' en 'gesloten deur' zullen vallen. Vanwege de urgentie moet dit al de volgende dag plaatsvinden.
En of we als familie toestemming geven om hekken rond zijn bed te plaatsen.
Dit staat voor 'vrijheidsberoving' en we moeten hiervoor tekenen.
Het verdriet en de verslagenheid is zo groot dat ik merk dat mijn lichaam gaat doseren.
Ik moet sterk blijven, voor mijn vader, voor mijn moeder, voor Zoon die in zijn Citotoetsweek zit.
Ik ga functioneren op de automatische piloot.
Het bericht van donderdagochtend kan nauwelijks meer doordringen: mijn vader is vannacht over de hekken geklommen en weer gaan dwalen op de gang. Ze hebben 'm moeten vastbinden aan zijn bed.
Ik kan niet meer huilen.
We rijden naar het ziekenhuis, Zus en ik. Hij ligt te slapen, moeizaam ademhalend.
Mijn hart breekt.
Ik heb besloten dat ik hem zelf wil vertellen over de gedwongen opname in een verpleeghuis.
De blik in zijn ogen vergeet ik nooit meer als de term 'verpleeghuis' valt.
Als de Onderzoeker er vervolgens bijkomt, is er berusting.
'Als de deskundigen dat hebben besloten, leg ik me daar bij neer', zegt hij.
En: 'ik vertrouw op jullie oordeel.'
Ik wilde niet huilen in zijn bijzijn, maar kan de tranen niet meer stoppen.
Met zijn drieën knuffelen we nog even als de indicatie-expert weg is.
Dit zijn de momenten die ik in mijn hart opsla.
Vervolgens komt het gesteggel over een plek.
De verpleeghuizen in de buurt zitten allemaal vol; hij moet eerst nog tijdelijk naar een ander verpleeghuis.
Dat betekent nog een keer verhuizen.
Mijn vader is een held.
De waardige manier waarop hij zich berust heeft in zijn lot, kan alleen maar respect afdwingen.
Ik ben ongelofelijk trots de dochter van een held te zijn.
maandag 18 januari 2016
prentje en de kat met negen levens
We wachten de ambulance op bij de ingang van het ziekenhuis. Ik bedenk me dat dit de tweede keer is dat ik mijn vader in een ambulance opwacht bij het ziekenhuis. Hoe vaak kun je een mens opwachten in een ambulance bij het ziekenhuis?
We staan bij de hoofdingang, Zus, Zoon, Middelste Neef en ik.
Het is de verkeerde ingang. We moeten bij de Eerste Hulp zijn. We gaan automatisch rennen. Onuitgesproken willen we waarschijnlijk hetzelfde: dat hij onze gezichten ziet als hij uit de ambulance komt.
Als eerste komt mijn moeder eruit. Ze heeft naast de bestuurder gezeten. Ik mompel iets over een tasje, of ze die bij zich heeft en dat ze die niet moet vergeten. Ik ben zo verschrikkelijk bewust van alles dat het pijn doet. En tegelijk ook niet.
Mijn vader herkent ons. 'Dit zijn mijn twee dochters', lacht hij naar de broeder. 'Dat heeft u goed gedaan, meneer', antwoordt hij.
We lopen achter het bed aan naar de Eerste Hulp. We moeten wachten in een soort van halletje.
Zus heeft de iPad meegenomen, Zoon speelt Candy Crush. Zijn gezicht is bleek.
Het duurt niet lang of we bij hem mogen. Ik pak zijn hand. Wat voelt hij koud. Zijn temperatuur was nog maar 34 graden, zegt mijn moeder die naast me is komen te zitten. Ik pak ook haar hand.
Ik zit tussen de twee mensen in die er voor hebben gezorgd dat ik er ben.
Het is een mini-universum, de Eerste Hulp. Ik hoor een arts zeggen tegen een meisje schuin tegenover mijn vader dat ze een zwangerschapstest gaan doen. En dat ze misschien een buitenbaarmoederlijke zwangerschap heeft. Ze kijkt met haar donkere ogen bang naar de dokter. Waarom is er niemand bij haar? Wat moet ze zich eenzaam voelen. Ik wil eigenlijk even naar haar toe, zeggen dat het goed komt, ooit, dat dit ook weer voorbij gaat.
We moeten anderhalf wachten op de uitslag van het hartfilmpje, zegt de dokter. Mijn vader slaapt.
De koffiecorner is nog dicht. Laten we een broodje eten bij de brasserie tegenover het ziekenhuis, stelt Zus voor. Kan dat wel? Kunnen we hem wel alleen laten? Ik geef de dokter mijn 06-nummer, zegt Zus.
We zitten in de brasserie. Het is druk. Overal om ons heen zitten mensen gezellig te keuvelen. Of lijkt dat maar zo? Wat weet je van een ander mens? Wij lijken ook een gezellige familie. Een oudere vrouw, met haar twee dochters en haar kleinkinderen. Gezellig op zondag lunchen met z'n allen.
De arts belt als we op de parkeerplaats staan. Zus en ik hollen weer naar de Eerste Hulp, bang om hem mis te lopen. Het is een jonge arts. Hij zegt dat ze een hoge concentratie hebben gevonden van een stofje dat wijst op een hartinfarct. Ze gaan hem medicijnen geven, en binnen een paar dagen misschien een 'stent' plaatsen. Ik vraag hem wat dat is. Je moet het voorstellen als kippengaas, zegt de arts. Maar ook weer niet helemaal. Zijn er verder nog dingen die hij moet weten over mijn vader?
Hij heeft darmkanker gehad, zeg ik. En hij is dement. Of hij ooit bij een cardioloog is geweest? Hij heeft tia's gehad, zeg ik. Later bedenk ik me dat dit een dom antwoord is. Tia's zitten in je hoofd, niet in je hart.
Ik kijk naar mijn vader. Kan hij zo'n zware operatie nog wel aan? Dit is zo'n moeilijke beslissing.
We gaan naar huis, Zoon en ik. Ik werk mijn lijstje af. Ga nog kleren ruilen. Alsof ik niet wil weten wat er is gebeurd. Alsof, als ik er bij stil sta, het echt is.
Daarom ga ik ook gewoon naar mijn werk de volgende dag. Ik kan me lastig concentreren. Als ik de deur wil openen met een vol dienblad, valt mijn smoothie om. Ik begin te huilen, te klappertanden en kan niet meer stoppen. Een collega die ik niet ken, knielt op de grond om te helpen met opruimen, samen met mijn eigen collega. Ik stamel wat zinnen over mijn vader. Even later komt ze met een dweil om mijn laarsjes schoon te vegen. Ga naar je vader, zegt ze. Ja, beaamt mijn manager, ga naar je vader.
Hij ligt nog op de Intensive Care. Ik volg de instructies die Zus heeft gegeven, rechts de lift in, en dan twee keer naar links op de tweede verdieping. Box 1.
Het zonlicht valt op zijn gezicht. Hij lijkt niet verbaasd me daar te zien. Ik vraag hem of mijn moeder er ook is. Ik weet het niet, antwoordt hij. Loopt ze misschien op de gang? Ik ga op de gang kijken.
Ik vraag of hij wat wil drinken. Een beetje sinaasappelsap, zegt hij. Ik loop naar de balie. We gaan hem zo verplaatsen, zegt het meisje achter de balie. Je komt net op het goede moment.
Hij wordt weer naar een andere afdeling gebracht. We moeten wachten op een lift die groot genoeg is voor een bed. Ik lig nog het best, zegt mijn vader als we allemaal in de lift gepropt staan. Nu wel, zegt de verpleegster.
Ik mag niet lang bij hem blijven, want het bezoekuur is nog niet begonnen. Ik kan niets bedenken wat ik tegen hem kan zeggen. Zijn er nog dingen onuitgesproken? Ik kan niets bedenken.
Ik hou van je pap, zeg ik. En ik van jou, zegt hij, terwijl hij bijna streng kijkt.
Alsof ik dat vooral niet mag vergeten.
We staan bij de hoofdingang, Zus, Zoon, Middelste Neef en ik.
Het is de verkeerde ingang. We moeten bij de Eerste Hulp zijn. We gaan automatisch rennen. Onuitgesproken willen we waarschijnlijk hetzelfde: dat hij onze gezichten ziet als hij uit de ambulance komt.
Als eerste komt mijn moeder eruit. Ze heeft naast de bestuurder gezeten. Ik mompel iets over een tasje, of ze die bij zich heeft en dat ze die niet moet vergeten. Ik ben zo verschrikkelijk bewust van alles dat het pijn doet. En tegelijk ook niet.
Mijn vader herkent ons. 'Dit zijn mijn twee dochters', lacht hij naar de broeder. 'Dat heeft u goed gedaan, meneer', antwoordt hij.
We lopen achter het bed aan naar de Eerste Hulp. We moeten wachten in een soort van halletje.
Zus heeft de iPad meegenomen, Zoon speelt Candy Crush. Zijn gezicht is bleek.
Het duurt niet lang of we bij hem mogen. Ik pak zijn hand. Wat voelt hij koud. Zijn temperatuur was nog maar 34 graden, zegt mijn moeder die naast me is komen te zitten. Ik pak ook haar hand.
Ik zit tussen de twee mensen in die er voor hebben gezorgd dat ik er ben.
Het is een mini-universum, de Eerste Hulp. Ik hoor een arts zeggen tegen een meisje schuin tegenover mijn vader dat ze een zwangerschapstest gaan doen. En dat ze misschien een buitenbaarmoederlijke zwangerschap heeft. Ze kijkt met haar donkere ogen bang naar de dokter. Waarom is er niemand bij haar? Wat moet ze zich eenzaam voelen. Ik wil eigenlijk even naar haar toe, zeggen dat het goed komt, ooit, dat dit ook weer voorbij gaat.
We moeten anderhalf wachten op de uitslag van het hartfilmpje, zegt de dokter. Mijn vader slaapt.
De koffiecorner is nog dicht. Laten we een broodje eten bij de brasserie tegenover het ziekenhuis, stelt Zus voor. Kan dat wel? Kunnen we hem wel alleen laten? Ik geef de dokter mijn 06-nummer, zegt Zus.
We zitten in de brasserie. Het is druk. Overal om ons heen zitten mensen gezellig te keuvelen. Of lijkt dat maar zo? Wat weet je van een ander mens? Wij lijken ook een gezellige familie. Een oudere vrouw, met haar twee dochters en haar kleinkinderen. Gezellig op zondag lunchen met z'n allen.
De arts belt als we op de parkeerplaats staan. Zus en ik hollen weer naar de Eerste Hulp, bang om hem mis te lopen. Het is een jonge arts. Hij zegt dat ze een hoge concentratie hebben gevonden van een stofje dat wijst op een hartinfarct. Ze gaan hem medicijnen geven, en binnen een paar dagen misschien een 'stent' plaatsen. Ik vraag hem wat dat is. Je moet het voorstellen als kippengaas, zegt de arts. Maar ook weer niet helemaal. Zijn er verder nog dingen die hij moet weten over mijn vader?
Hij heeft darmkanker gehad, zeg ik. En hij is dement. Of hij ooit bij een cardioloog is geweest? Hij heeft tia's gehad, zeg ik. Later bedenk ik me dat dit een dom antwoord is. Tia's zitten in je hoofd, niet in je hart.
Ik kijk naar mijn vader. Kan hij zo'n zware operatie nog wel aan? Dit is zo'n moeilijke beslissing.
We gaan naar huis, Zoon en ik. Ik werk mijn lijstje af. Ga nog kleren ruilen. Alsof ik niet wil weten wat er is gebeurd. Alsof, als ik er bij stil sta, het echt is.
Daarom ga ik ook gewoon naar mijn werk de volgende dag. Ik kan me lastig concentreren. Als ik de deur wil openen met een vol dienblad, valt mijn smoothie om. Ik begin te huilen, te klappertanden en kan niet meer stoppen. Een collega die ik niet ken, knielt op de grond om te helpen met opruimen, samen met mijn eigen collega. Ik stamel wat zinnen over mijn vader. Even later komt ze met een dweil om mijn laarsjes schoon te vegen. Ga naar je vader, zegt ze. Ja, beaamt mijn manager, ga naar je vader.
Hij ligt nog op de Intensive Care. Ik volg de instructies die Zus heeft gegeven, rechts de lift in, en dan twee keer naar links op de tweede verdieping. Box 1.
Het zonlicht valt op zijn gezicht. Hij lijkt niet verbaasd me daar te zien. Ik vraag hem of mijn moeder er ook is. Ik weet het niet, antwoordt hij. Loopt ze misschien op de gang? Ik ga op de gang kijken.
Ik vraag of hij wat wil drinken. Een beetje sinaasappelsap, zegt hij. Ik loop naar de balie. We gaan hem zo verplaatsen, zegt het meisje achter de balie. Je komt net op het goede moment.
Hij wordt weer naar een andere afdeling gebracht. We moeten wachten op een lift die groot genoeg is voor een bed. Ik lig nog het best, zegt mijn vader als we allemaal in de lift gepropt staan. Nu wel, zegt de verpleegster.
Ik mag niet lang bij hem blijven, want het bezoekuur is nog niet begonnen. Ik kan niets bedenken wat ik tegen hem kan zeggen. Zijn er nog dingen onuitgesproken? Ik kan niets bedenken.
Ik hou van je pap, zeg ik. En ik van jou, zegt hij, terwijl hij bijna streng kijkt.
Alsof ik dat vooral niet mag vergeten.
dinsdag 12 januari 2016
prentje en de foto's, deel 2
Ik zei het u al eerder, ik ben aan het Marie Kondo'en.
Inmiddels heb ik ook daadwerkelijk haar boek gekocht, 'Opgeruimd!' en daarom weet ik nu dat het officieel heet: opruimen volgens de KonMari-methode.
De Japanse pakt het slim aan; we bouwen het langzaam op. Begonnen we met het opruimen van de minder 'emotionele' dingen: kleren, boeken, paperassen, huisraad enzovoort, nu was ik bij een lastige categorie beland: foto's.
Ik had onevenredig veel foto's. Die zaten wel keurig in albums, maar deze flinke jongens namen driekwart van mijn kast in beslag. Ik sleepte ze elke verhuizing weer mee.
Bij mijn laatste verhuizing twijfelde ik al wat ik ermee zou doen, maar ik kon het nog niet 'aan' om ze uit te zoeken. Dus ze gingen mee naar de Petteflet. En ik keek ze nooit meer in. Want het waren er zoveel.
En ik weet niet hoe dat bij u zit, maar ik verzandde elke keer ook een beetje, waardoor de lol er wat afging.
Zo had ik van elke vakantie heul veul omgevingsfoto's gemaakt, en inmiddels was zowel de techniek, als mijn fotografie-oog evenredig toegenomen.
Al die vage Griekse landschapjes, de onscherpe Italiaanse strandjes; ze waren praktisch inwisselbaar.
Had ik er elke keurig bij geschreven waar en wanneer het was, inmiddels kwam ik er achter dat dit nauwelijks er nog toe deed.
En af en toe zag ik foto's waar mijn hart van inkromp, omdat dat helemaal niet zo'n leuke periode vormde, ondanks de lachende gezichten.
De echte emoties winnen het altijd van de schijn.
Chronologie en volledigheid bleken kaders te vormen waar ik niet meer in paste.
Dus toen ik in bad 'Opgeruimd!' verder las en belandde bij het hoofdstuk foto's: 'bewaar alleen die foto's waar je blij van wordt of die emotionele waarde voor je hebben', wist ik niet hoe snel ik mijn been over de badrand moest gooien.
Ik gooide alle (tientallen) albums op tafel, en besloot de foto's opnieuw te selecteren.
Al snel kwam ik erachter dat dit onbegonnen werk was, en haalde daarom alleen de foto's eruit die me raakten.
En dit bleken toch vooral de foto's met mensen te zijn. Mensen die een belangrijke rol in mijn leven spelen of hadden gespeeld.
Uit sommige fotoboeken scheurde ik 1 foto, andere periodes werden uitgebreider gecovered, en dit bood ook weer inzichten.
De albums belandden in de (buurt van) de oud-papierbak:
De foto's die ik er uit had gehaald, spreidde ik uit over mijn tafel, totdat de hele tafel vol lag.
Het beeld van die tafel vol mooie herinneringen ontroerde me. Wat al een rijk leven tot nu toe.
Opnieuw maakte ik een strenge selectie, en de 'iconische' foto's kregen een plek in één album, dat 30 jaar beslaat: beginnend bij een schoolfoto eindigend bij mijn trouwfoto (mijn baby-album hield ik overigens intact: die foto's waren inmiddels allemaal iconisch voor me geworden).
Ik ging ze op een nieuwe wijze selecteren. Bijvoorbeeld familiefoto's bij elkaar. Verschillende zomervakanties. Een aantal liefdes op één pagina.
Mooi om de verschillen en de overeenkomsten te ontdekken.
Ik besloot er niets meer bij te schrijven: al deze foto's bleken voor zichzelf te spreken.
Ik ben nog niet klaar; ik ga de iconische foto's van de afgelopen jaren ook 'bevrijden'; en dit keer uit de computer.
En juist dit weekend viel mijn oog op een zin in de Volkskrant:
'Want als je alles wilt bewaren, en niet meer durft te kiezen, verlamt het verleden je, in plaats van te inspireren.'
Hoe toepasselijk.
Het vormt nu al een geweldige reis die ik niet had willen missen.
Inmiddels heb ik ook daadwerkelijk haar boek gekocht, 'Opgeruimd!' en daarom weet ik nu dat het officieel heet: opruimen volgens de KonMari-methode.
De Japanse pakt het slim aan; we bouwen het langzaam op. Begonnen we met het opruimen van de minder 'emotionele' dingen: kleren, boeken, paperassen, huisraad enzovoort, nu was ik bij een lastige categorie beland: foto's.
Ik had onevenredig veel foto's. Die zaten wel keurig in albums, maar deze flinke jongens namen driekwart van mijn kast in beslag. Ik sleepte ze elke verhuizing weer mee.
Bij mijn laatste verhuizing twijfelde ik al wat ik ermee zou doen, maar ik kon het nog niet 'aan' om ze uit te zoeken. Dus ze gingen mee naar de Petteflet. En ik keek ze nooit meer in. Want het waren er zoveel.
En ik weet niet hoe dat bij u zit, maar ik verzandde elke keer ook een beetje, waardoor de lol er wat afging.
Zo had ik van elke vakantie heul veul omgevingsfoto's gemaakt, en inmiddels was zowel de techniek, als mijn fotografie-oog evenredig toegenomen.
Al die vage Griekse landschapjes, de onscherpe Italiaanse strandjes; ze waren praktisch inwisselbaar.
Had ik er elke keurig bij geschreven waar en wanneer het was, inmiddels kwam ik er achter dat dit nauwelijks er nog toe deed.
En af en toe zag ik foto's waar mijn hart van inkromp, omdat dat helemaal niet zo'n leuke periode vormde, ondanks de lachende gezichten.
De echte emoties winnen het altijd van de schijn.
Chronologie en volledigheid bleken kaders te vormen waar ik niet meer in paste.
Dus toen ik in bad 'Opgeruimd!' verder las en belandde bij het hoofdstuk foto's: 'bewaar alleen die foto's waar je blij van wordt of die emotionele waarde voor je hebben', wist ik niet hoe snel ik mijn been over de badrand moest gooien.
Ik gooide alle (tientallen) albums op tafel, en besloot de foto's opnieuw te selecteren.
Al snel kwam ik erachter dat dit onbegonnen werk was, en haalde daarom alleen de foto's eruit die me raakten.
En dit bleken toch vooral de foto's met mensen te zijn. Mensen die een belangrijke rol in mijn leven spelen of hadden gespeeld.
Uit sommige fotoboeken scheurde ik 1 foto, andere periodes werden uitgebreider gecovered, en dit bood ook weer inzichten.
De albums belandden in de (buurt van) de oud-papierbak:
De foto's die ik er uit had gehaald, spreidde ik uit over mijn tafel, totdat de hele tafel vol lag.
Het beeld van die tafel vol mooie herinneringen ontroerde me. Wat al een rijk leven tot nu toe.
Opnieuw maakte ik een strenge selectie, en de 'iconische' foto's kregen een plek in één album, dat 30 jaar beslaat: beginnend bij een schoolfoto eindigend bij mijn trouwfoto (mijn baby-album hield ik overigens intact: die foto's waren inmiddels allemaal iconisch voor me geworden).
Ik ging ze op een nieuwe wijze selecteren. Bijvoorbeeld familiefoto's bij elkaar. Verschillende zomervakanties. Een aantal liefdes op één pagina.
Mooi om de verschillen en de overeenkomsten te ontdekken.
Ik besloot er niets meer bij te schrijven: al deze foto's bleken voor zichzelf te spreken.
Ik ben nog niet klaar; ik ga de iconische foto's van de afgelopen jaren ook 'bevrijden'; en dit keer uit de computer.
En juist dit weekend viel mijn oog op een zin in de Volkskrant:
'Want als je alles wilt bewaren, en niet meer durft te kiezen, verlamt het verleden je, in plaats van te inspireren.'
Hoe toepasselijk.
Het vormt nu al een geweldige reis die ik niet had willen missen.
zaterdag 9 januari 2016
prentje en de foto's
Tuurlijk, ik ben wel vaker geraakt tijdens een tentoonstelling.
Maar ik kon me niet herinneren dat de tranen me in mijn ogen sprongen.
Van lieve vriendin M kreeg ik de tip om naar de Paolo Ventura te gaan.
M was mijn studiegenootje tijdens mijn opleiding Grafische Vormgeving en een uitzonderlijk talent.
Alleen, zoals wel vaker met kunstenaars, hun talent is voor hen een vanzelfsprekendheid.
M is een prachtig introvert mens, en ze zal niet snel te koop lopen met haar kwaliteiten.
Ze wil graag dat mensen zelf schatten ontdekken, zonder dat ze er uitdrukkelijk op wijst.
Nu ik er over nadenk, zo ging dat ook met deze tentoonstelling.
Ze vertelde dat ze er naar toe was geweest, en ik vroeg haar of het een aanrader was.
'Ik denk dat jij t ook wel mooi vindt', antwoordde ze voorzichtig.
Grappig, we hebben vaak dezelfde passie voor kunst, alleen gaan we er op een heel andere manier mee om.
Waar ik stuiterend als een hyperactief konijn het liefst iedereen wil slepen naar mooie dingen (morgen de laatste dag, mensen!), wacht zij rustig af tot mensen zelf tot ontdekkingen komen.
Zo is het ook met haar eigen werk.
Anyway, ik was dus tot tranen geroerd.
Paolo is de zoon van een kinderboekenillustrator, en heeft deze genen geërfd.
Hopelijk geeft hij ze ook weer door aan zijn zoontje, die figureert in verschillende foto's (net als zijn vrouw en tweelingbroer).
De Italiaan combineert op een ingetogen, prachtige manier fotografie met schilderkunst.
Zijn stijl is dromerig, nostalgisch, melancholisch en betoverend.
Het kleurgebruik is sober, zijn thema's bitterzoet.
De weemoedige kant van het circus.
Een eenzame oude man in een Joods Getto die een mechaniek ontwerpt, die elke dag met hem het glas heft.
En net op het juiste moment stopt, waardoor hij zijn leven redt.
Ik kon uren blijven kijken, ontdekte steeds nieuwe details.
En zijn opstelling (met muurvullende composities en 3-d huizen) nodigde me weer uit om er weer mijn eigen draai aan te geven.
Morgen laatste kans om Paolo te ontdekken in Nijmegen. Gaat dat zien!
Mooi toch hoe verschillend mensen kunnen zijn.
En daardoor zo aanvullend.
Maar ik kon me niet herinneren dat de tranen me in mijn ogen sprongen.
Van lieve vriendin M kreeg ik de tip om naar de Paolo Ventura te gaan.
M was mijn studiegenootje tijdens mijn opleiding Grafische Vormgeving en een uitzonderlijk talent.
Alleen, zoals wel vaker met kunstenaars, hun talent is voor hen een vanzelfsprekendheid.
M is een prachtig introvert mens, en ze zal niet snel te koop lopen met haar kwaliteiten.
Ze wil graag dat mensen zelf schatten ontdekken, zonder dat ze er uitdrukkelijk op wijst.
Nu ik er over nadenk, zo ging dat ook met deze tentoonstelling.
Ze vertelde dat ze er naar toe was geweest, en ik vroeg haar of het een aanrader was.
'Ik denk dat jij t ook wel mooi vindt', antwoordde ze voorzichtig.
Grappig, we hebben vaak dezelfde passie voor kunst, alleen gaan we er op een heel andere manier mee om.
Waar ik stuiterend als een hyperactief konijn het liefst iedereen wil slepen naar mooie dingen (morgen de laatste dag, mensen!), wacht zij rustig af tot mensen zelf tot ontdekkingen komen.
Zo is het ook met haar eigen werk.
Anyway, ik was dus tot tranen geroerd.
Paolo is de zoon van een kinderboekenillustrator, en heeft deze genen geërfd.
Hopelijk geeft hij ze ook weer door aan zijn zoontje, die figureert in verschillende foto's (net als zijn vrouw en tweelingbroer).
De Italiaan combineert op een ingetogen, prachtige manier fotografie met schilderkunst.
Zijn stijl is dromerig, nostalgisch, melancholisch en betoverend.
Het kleurgebruik is sober, zijn thema's bitterzoet.
De weemoedige kant van het circus.
Een eenzame oude man in een Joods Getto die een mechaniek ontwerpt, die elke dag met hem het glas heft.
En net op het juiste moment stopt, waardoor hij zijn leven redt.
Ik kon uren blijven kijken, ontdekte steeds nieuwe details.
En zijn opstelling (met muurvullende composities en 3-d huizen) nodigde me weer uit om er weer mijn eigen draai aan te geven.
Morgen laatste kans om Paolo te ontdekken in Nijmegen. Gaat dat zien!
Mooi toch hoe verschillend mensen kunnen zijn.
En daardoor zo aanvullend.
zondag 3 januari 2016
prentje en de familie
Zus en ik gaan eigenlijk nooit meer 'samen de stad in'. Onze smaken verschillen nogal.
Gisteren besloten we het weer een keer te proberen. Directe aanleiding: de Illuminade, de 'lichtjeswandeling' in Amsterdam.
'Misschien kunnen we wat eerder', opper ik voorzichtig. 'Ik wil graag nog even een broek passen bij Vanilia, en er is een nieuwe Deense woonwinkel geopend in de Utrechtsestraat. Eten we daarna tapas bij Pata Negra voordat we gaan wandelen.'
Gelukkig vindt Zus het ook een goed idee. Ik hou van gericht winkelen: 1 straat, 1 modezaak, 1 woonwinkel.
Bij teveel aanbod zie ik door de bomen het bos niet meer.
Het meisje bij Vanilia kijkt naar het computerscherm. 'We hebben de broek niet meer', zegt ze spijtig, om even later stralend naar ons toe te komen. 'Er hing er nog eentje in het rek', zegt ze blij.
'Deze stond blijkbaar niet meer in het systeem.'
'Die hing er dus nog voor jou', concludeert Zus.
Bij Bolia komen we tot de ontdekking dat onze smaken zich steeds meer naar elkaar toevoegen: allebei blijken we van 'New Scandinavian Design' te houden. Nou, dan zit je goed bij Bolia.
Ik koop twee kaarsenstandaards en reken er stiekem ook twee voor Zus af, in een andere kleur.
Het is al gezellig druk in het tapas restaurant. We blijken dezelfde gerechtjes lekker te vinden.
Daarnaast delen we nog iets: de liefde en bezorgdheid voor onze fantastische papa, die elke dag een beetje verder wegzakt in zijn eigen wereldje. Dementie is een drassig moeras.
'Ik vroeg gisteren aan hem of hij wist of het nieuwjaarsdag was, maar dat besef had hij niet meer', zeg ik, plotseling verdrietig.
Zus knikt. 'Mama wenste hem een gelukkig nieuwjaar' en toen antwoordde hij: 'jij ook gefeliciteerd'.
We lachen de brok in onze keel weg.
We eindigen onze middag met de lichtjestour. 'Wat geeft jou nou een groot geluksgevoel in het leven?, vraag ik Zus.
Ze denkt even na. 'Ik denk het contact met mijn kleuters', antwoordt de kleuterjuf.
'Ze zijn zo puur in hun emoties. Als ik ze verder kan helpen, bijvoorbeeld als ze bang zijn, druk of verdrietig, dan geeft me dat zoveel voldoening. En jij?'
'Naast écht contact toch kunst', antwoord ik naar waarheid. 'Een soort secundair contact dus. De kunstenaar communiceert door zijn creativiteit. En raakt me daarmee, of niet; dat kan natuurlijk ook.'
'Net als met mensen dus', knikt Zus. 'Met sommige mensen heb je meteen een klik, en anderen passeren zonder een blijvende indruk achter te laten.'
Niet veel later kijken we naar een lichtobject van een Japanse kunstenaar.
Het ontroert me; het is een soort schouwspel van licht, kleur en beweging.
Er ontstaat interactie door de verschillende gekleurde spiegels, die daardoor ook weer veranderen.
En anderen raken elkaar niet, en hebben daardoor geen effect op elkaar.
Maar de verrassendste resultaten ontstaan door de samensmelting.
Het vormt dé visuele vertaling van alle emoties die ik deze avond onder woorden probeer te brengen.
Gisteren besloten we het weer een keer te proberen. Directe aanleiding: de Illuminade, de 'lichtjeswandeling' in Amsterdam.
'Misschien kunnen we wat eerder', opper ik voorzichtig. 'Ik wil graag nog even een broek passen bij Vanilia, en er is een nieuwe Deense woonwinkel geopend in de Utrechtsestraat. Eten we daarna tapas bij Pata Negra voordat we gaan wandelen.'
Gelukkig vindt Zus het ook een goed idee. Ik hou van gericht winkelen: 1 straat, 1 modezaak, 1 woonwinkel.
Bij teveel aanbod zie ik door de bomen het bos niet meer.
Het meisje bij Vanilia kijkt naar het computerscherm. 'We hebben de broek niet meer', zegt ze spijtig, om even later stralend naar ons toe te komen. 'Er hing er nog eentje in het rek', zegt ze blij.
'Deze stond blijkbaar niet meer in het systeem.'
'Die hing er dus nog voor jou', concludeert Zus.
Bij Bolia komen we tot de ontdekking dat onze smaken zich steeds meer naar elkaar toevoegen: allebei blijken we van 'New Scandinavian Design' te houden. Nou, dan zit je goed bij Bolia.
Ik koop twee kaarsenstandaards en reken er stiekem ook twee voor Zus af, in een andere kleur.
Het is al gezellig druk in het tapas restaurant. We blijken dezelfde gerechtjes lekker te vinden.
Daarnaast delen we nog iets: de liefde en bezorgdheid voor onze fantastische papa, die elke dag een beetje verder wegzakt in zijn eigen wereldje. Dementie is een drassig moeras.
'Ik vroeg gisteren aan hem of hij wist of het nieuwjaarsdag was, maar dat besef had hij niet meer', zeg ik, plotseling verdrietig.
Zus knikt. 'Mama wenste hem een gelukkig nieuwjaar' en toen antwoordde hij: 'jij ook gefeliciteerd'.
We lachen de brok in onze keel weg.
We eindigen onze middag met de lichtjestour. 'Wat geeft jou nou een groot geluksgevoel in het leven?, vraag ik Zus.
Ze denkt even na. 'Ik denk het contact met mijn kleuters', antwoordt de kleuterjuf.
'Ze zijn zo puur in hun emoties. Als ik ze verder kan helpen, bijvoorbeeld als ze bang zijn, druk of verdrietig, dan geeft me dat zoveel voldoening. En jij?'
'Naast écht contact toch kunst', antwoord ik naar waarheid. 'Een soort secundair contact dus. De kunstenaar communiceert door zijn creativiteit. En raakt me daarmee, of niet; dat kan natuurlijk ook.'
'Net als met mensen dus', knikt Zus. 'Met sommige mensen heb je meteen een klik, en anderen passeren zonder een blijvende indruk achter te laten.'
Niet veel later kijken we naar een lichtobject van een Japanse kunstenaar.
Het ontroert me; het is een soort schouwspel van licht, kleur en beweging.
Er ontstaat interactie door de verschillende gekleurde spiegels, die daardoor ook weer veranderen.
En anderen raken elkaar niet, en hebben daardoor geen effect op elkaar.
Maar de verrassendste resultaten ontstaan door de samensmelting.
Het vormt dé visuele vertaling van alle emoties die ik deze avond onder woorden probeer te brengen.
Abonneren op:
Posts (Atom)