Ik was begin twintig en het was me eindelijk gelukt bij het bedrijf binnen te komen waar ik al jaren van droomde.
Hoe het uiteindelijk is begonnen, staat me niet meer helder voor de geest.
Wel hoe het afliep.
Ik mocht niet eens meer mijn jas en tas op de afdeling halen.
Via het trappenhuis heb ik het pand moeten verlaten.
Mijn carrière bij deze organisatie was voorbij.
Maar niet omdat ik niet goed was in mijn vak.
Bleu als ik was, heb ik een contract getekend dat ik geen zaak zou aanspannen.
Ik kreeg een bedrag mee; 'voor de psycholoog'.
De grootste boosdoener werd een week geschorst en kreeg een aantekening in zijn dossier.
'Een geintje', had hij het genoemd.
Eén krant kreeg lucht van deze (smerige) zaak en publiceerden een groot artikel.
Wat ik me vooral herinner, is de schaamte.
Ik durfde de deur niet meer uit, zag het al voor me hoe SBS 6 op de stoep zou staan.
En wat had ik dan moeten zeggen?
Klopt, ik heb niets gedaan.
Het werd van kwaad tot erger en ik hield mijn mond.
En ik heb al die jaren erna mijn mond gehouden.
Droeg het mee als een groot geheim.
Maar ik hou mijn mond niet langer.
En met mij vele vrouwen.
Als je googled op #metoo krijg je bijna 100.000.000 resultaten.
Ik word verdrietig van alle verhalen die nu loskomen.
Ik heb me nog nooit zo eenzaam gevoeld als in die periode.
Maar blijkbaar ben ik niet de enige.
Integendeel.
En in al die verhalen komen dezelfde woorden voor.
Schaamte.
Onmacht.
Ik hoop zo dat er nu een frisse wind gaat waaien.
En niet een wind die overwaait.
Maar een storm waarvan we later kunnen zeggen: 'dit was het kantelpunt'.
Vanaf deze tijd werd dit soort gedrag niet meer getolereerd.
De toekomst zal het leren.
Maar schaamte is hopelijk verleden tijd.
maandag 23 oktober 2017
dinsdag 17 oktober 2017
prentje en het nagelbijten
'Maar hoe weet ik dan of ik geopereerd ben?'
'Dan kijk je op de klok. Is het half 2 's middags, dan zijn we doorgegaan.
Is het half 11 's ochtends, dan is het einde oefening.'
Mijn zwager vecht al een jaar tegen een vreselijke ziekte.
Een jaar lang heeft hij de zwaarste chemotherapieën en bestralingen ondergaan.
Zonder één keer te klagen.
Met altijd oog voor zijn omgeving.
Wíj moesten ons vooral niet teveel zorgen maken.
Dat deden we natuurlijk stiekem wel, want mijn zwager is een geweldige vent.
Eerlijk als goud, recht door zee, no-bullshit en kom niet aan zijn familie.
Hij voelt als een extra grote broer.
Haalde me op als mijn hart weer eens gebroken was.
Wist eigenlijk niet zo goed wat te zeggen, want eigenlijk vond hij geen vriendje goed genoeg voor me.
Maar hij wás er. Altijd.
In dezelfde week dat we het doodsbericht van mijn vader kregen, hoorden we dat de tumor terug was bij mijn zwager.
De chemo's en bestralingen waren niet aangeslagen.
De enige hoop was een hele zware operatie.
De operatie die ze eigenlijk hadden willen voorkomen.
Mijn zwager twijfelde geen moment, want hij wil maar één ding: verder leven.
En wij kunnen nog lang niet zonder hem.
Het zou ons toch niet gebeuren dat we in één maand tijd onze twee 'patres familias' kwijt zouden raken?
We moesten rekening houden met die werkelijkheid.
Als er tijdens de operatie in de directe omgeving uitzaaiingen gevonden zouden worden, zouden ze er niet eens aan beginnen.
Kwestie van op de klok kijken of het einde oefening was, zoals de ongelofelijk 'empathische' chirurg hem had meegedeeld.
Het leek weken te duren voor de dag van de operatie aanbrak.
Ik had vrijgenomen, want ik wilde niet dat Zus in haar eentje nagelbijtend naar de klok zou moeten kijken.
Zij zou thuis een telefoontje krijgen van het ziekenhuis.
Was het half 11, dan wist ze dat het foute boel was.
De telefoon lag op tafel.
Twintig keer checkten we of hij het wel deed.
'Heb jij ooit eerder zo zitten hopen dat de telefoon niet zou gaan?', vroeg Zus.
Mijn gedachten gingen terug naar een zwarte middag, bijna dertig jaar geleden.
De uitslag van mijn VWO-examen.
De telefoon ging. Te vroeg.
'Je bent gezakt', zei een stem.
Verbijsterd legde ik neer.
Het leek of mijn wereld instortte.
Hoe was dat mogelijk?
Mijn vader vertrouwde het niet, en belde de school.
'Onmogelijk. De docenten zitten nog in vergadering', zei de conciërge.
Het hoogtepunt van jarenlang pesten.
Of eigenlijk het dieptepunt.
Als troost werd ik als eerste gebeld.
Met vlag en wimpel geslaagd.
Een pleister op de wonde.
Het litteken is nooit verdwenen.
De telefoon ligt op tafel, dit keer is het een mobiele.
Ik probeer er een soort magische straal op los te laten: nietgaannietgaannietgaan.
Hij gaat niet. Het wordt 11 uur.
'Ik zou nu toch wel gebeld zijn als ze zijn gestopt?', vraagt Zus voorzichtig.
Half 12. Hij gaat nog steeds niet.
Zus krijgt weer wat kleur op haar wangen.
Vijf over half 2.
'Hij is geopereerd', zegt een vriendelijke stem. 'Jullie mogen eind van de middag naar hem toe.'
Vijf chirurgen hebben een medisch wonder verricht.
Waaronder één niet zo empathische.
Als we op de IC komen, ga ik bijna onderuit. Alle stress komt er in één keer uit.
Wat een bikkel is mijn zwager. Wat ben ik trots.
En wat hou ik veel van hem.
De spanning is nog niet helemaal weg; er komen nog uitslagen binnen.
Maar deze horde heeft hij genomen.
What doesn't kill you, makes you stronger.
'Dan kijk je op de klok. Is het half 2 's middags, dan zijn we doorgegaan.
Is het half 11 's ochtends, dan is het einde oefening.'
Mijn zwager vecht al een jaar tegen een vreselijke ziekte.
Een jaar lang heeft hij de zwaarste chemotherapieën en bestralingen ondergaan.
Zonder één keer te klagen.
Met altijd oog voor zijn omgeving.
Wíj moesten ons vooral niet teveel zorgen maken.
Dat deden we natuurlijk stiekem wel, want mijn zwager is een geweldige vent.
Eerlijk als goud, recht door zee, no-bullshit en kom niet aan zijn familie.
Hij voelt als een extra grote broer.
Haalde me op als mijn hart weer eens gebroken was.
Wist eigenlijk niet zo goed wat te zeggen, want eigenlijk vond hij geen vriendje goed genoeg voor me.
Maar hij wás er. Altijd.
In dezelfde week dat we het doodsbericht van mijn vader kregen, hoorden we dat de tumor terug was bij mijn zwager.
De chemo's en bestralingen waren niet aangeslagen.
De enige hoop was een hele zware operatie.
De operatie die ze eigenlijk hadden willen voorkomen.
Mijn zwager twijfelde geen moment, want hij wil maar één ding: verder leven.
En wij kunnen nog lang niet zonder hem.
Het zou ons toch niet gebeuren dat we in één maand tijd onze twee 'patres familias' kwijt zouden raken?
We moesten rekening houden met die werkelijkheid.
Als er tijdens de operatie in de directe omgeving uitzaaiingen gevonden zouden worden, zouden ze er niet eens aan beginnen.
Kwestie van op de klok kijken of het einde oefening was, zoals de ongelofelijk 'empathische' chirurg hem had meegedeeld.
Het leek weken te duren voor de dag van de operatie aanbrak.
Ik had vrijgenomen, want ik wilde niet dat Zus in haar eentje nagelbijtend naar de klok zou moeten kijken.
Zij zou thuis een telefoontje krijgen van het ziekenhuis.
Was het half 11, dan wist ze dat het foute boel was.
De telefoon lag op tafel.
Twintig keer checkten we of hij het wel deed.
'Heb jij ooit eerder zo zitten hopen dat de telefoon niet zou gaan?', vroeg Zus.
Mijn gedachten gingen terug naar een zwarte middag, bijna dertig jaar geleden.
De uitslag van mijn VWO-examen.
De telefoon ging. Te vroeg.
'Je bent gezakt', zei een stem.
Verbijsterd legde ik neer.
Het leek of mijn wereld instortte.
Hoe was dat mogelijk?
Mijn vader vertrouwde het niet, en belde de school.
'Onmogelijk. De docenten zitten nog in vergadering', zei de conciërge.
Het hoogtepunt van jarenlang pesten.
Of eigenlijk het dieptepunt.
Als troost werd ik als eerste gebeld.
Met vlag en wimpel geslaagd.
Een pleister op de wonde.
Het litteken is nooit verdwenen.
De telefoon ligt op tafel, dit keer is het een mobiele.
Ik probeer er een soort magische straal op los te laten: nietgaannietgaannietgaan.
Hij gaat niet. Het wordt 11 uur.
'Ik zou nu toch wel gebeld zijn als ze zijn gestopt?', vraagt Zus voorzichtig.
Half 12. Hij gaat nog steeds niet.
Zus krijgt weer wat kleur op haar wangen.
Vijf over half 2.
'Hij is geopereerd', zegt een vriendelijke stem. 'Jullie mogen eind van de middag naar hem toe.'
Vijf chirurgen hebben een medisch wonder verricht.
Waaronder één niet zo empathische.
Als we op de IC komen, ga ik bijna onderuit. Alle stress komt er in één keer uit.
Wat een bikkel is mijn zwager. Wat ben ik trots.
En wat hou ik veel van hem.
De spanning is nog niet helemaal weg; er komen nog uitslagen binnen.
Maar deze horde heeft hij genomen.
What doesn't kill you, makes you stronger.
dinsdag 3 oktober 2017
prentje en Maria Roosen
In een periode waarin de vergankelijkheid in mijn familie in meerdere opzichten centraal staat, zoek ik troost in de kunst.
Ik verheugde me al maanden op de tentoonstelling 'Vuur' van Maria Roosen in de Kunstkade in Amersfoort.Dus toen de expositie afgelopen zondag opende, was ik er als de kippen bij.
Voor mij toont het werk van Maria Roosen de kwetsbaarheid van het leven.
Ze werkt veel met glas, wat de breekbaarheid al in zichzelf heeft.
Ik vind haar werk puur, rauw en het ontroert me. De emoties zitten aan de oppervlakte.
Zo hangt er een tafelkleed met ontelbare zigzaglijnen van de naaimachine, gemaakt in een periode van liefdesverdriet.
Ik zie haar als het ware over het tafelkleed heen rauzen, heen en weer, en verdorie nóg is haar verdriet niet weg.
Het menselijk lichaam staat op allerlei manieren centraal.
'Het werken met ronde vormen heeft iets troostends', zegt ze zelf. Voor mij heel herkenbaar.
Daarnaast stopt ze veel humor en relativering in haar kunst.
Breekbaar. Emotioneel. Puur. Relativerend.
Geweldige tentoonstelling op het juiste moment.
Abonneren op:
Posts (Atom)