maandag 24 juli 2017

prentje en het sprookje

Als we vertrekken, is de lucht blauw met wollige stapelwolkjes.
We rijden door het Brabantse landschap.
'Kijk', zegt Zoon. 'Die koeien hebben een hele weide tot hun beschikking, maar gaan toch allemaal vlakbij elkaar liggen.'
Als we langs de pluimen een fabrieksschoorsteen rijden, hoor ik naast me: 'Het lijkt wel alsof die fabriek wolken produceert.
Het is net een wolkenfabriek.'

Mijn puberZoon.
Volgende maand wordt hij al dertien.
Het liefst kijkt hij de hele dag YouTube-filmpjes van andere pubers die aan het gamen zijn, terwijl hij ondertussen zelf via een ander beeldscherm ook een computerspelletje speelt.
Zijn telefoon ligt standaard naast hem.

Maar vandaag niet.
Vandaag zijn we samen op weg naar de Efteling.
De sfeer is uitgelaten, we hebben er zin in.
'Ik gedraag me niet echt als een vijfenveertigjarige hè', vraag ik een beetje schuldbewust.
'Heb je dat ooit gedaan dan?', ketst hij onmiddellijk terug.
Een betere spiegel dan een puber is er niet.

We gaan drie keer in Symbolica, de nieuwste attractie, tot we alle routes hebben ontdekt.
Uit pure nostalgie lopen we door het Sprookjesbos.
Zoon reikt inmiddels al ver voorbij mijn schouders.
Nog even, en hij haalt me in qua lengte.
Hij heeft de baard al in zijn keel.
En toch kijkt hij me verwachtingsvol aan als we bij de muntjespoepende ezel zijn.
Om vervolgens teleurgesteld getuige te zijn van een staart die wél omhoog gaat, maar er geen muntje uitgooit.
Nou ja, zeg.
We gooien er nog een keer vijftigcent in, en dit keer worden we beloond met twéé vliegende muntjes.
Obstipatie, vermoed ik.
Het beestje staat er ook al jaren.

Behalve een rij voor Symbolica, is het niet echt druk.
Ik vermoed dat veel mensen zich hebben laten afschrikken door de slechte weersvoorspelling.
Het valt me mee wat betreft de buien.
Tot nu toe hebben we er eentje gehad, en schuilden we onder een grote parasol.
Dat had ook wel weer wat.

Omdat we allebei bange poeperds zijn, negeren we alle enge achtbanen.
Wilder dan de Pirana hoeft voor ons allebei niet.
Daar aangekomen, kunnen we bijna in één keer doorlopen.
We worden niet eens zo hoe heel nat.
'Kunnen we blijven zitten?', gebaar ik overmoedig naar de jongen van de attractie.
Hij steekt zijn duim omhoog.
Er staat toch niemand meer in de rij.

'Volgens mij begint het te regenen, mam', zegt Zoon voorzichtig als we nog in het overdekte gedeelte zijn.
Ha, regenen? Hozen! De grootste stortbui van die dag valt naar beneden.
Binnen twintig seconden zijn we compleet doorweekt.
Ik begrijp nu wel dat er niemand meer in de rij stond.
Het water komt overal vandaan: uit de lucht, van de waterval, de golven uit de baan die over onze schoenen stromen.

Als twee verzopen katten rennen we naar de auto.
'McDrive dan maar?', stel ik voor.

Even later werken we het fastfood naar binnen in een auto die compleet beslagen is.
'Wat vond jij het leukst?', vraagt Zoon met een mond vol Franse frietjes.
'Symbolica denk ik', antwoord ik weifelend.
Nieuwe dingen hebben toch een grote aantrekkingskracht.
'En jij?'

'De laatste rit in de Pirana', antwoordt hij stralend.
Púbers.

zaterdag 22 juli 2017

prentje en de jurk

Ik ben al een paar keer langs het winkeltje in het kleine kustplaatsje gelopen, maar steeds is de deur nog dicht.
Er hangt ook geen lijstje met openingstijden op de deur.
Ik heb zelfs al geïnformeerd in de winkel ernaast. 'Ze is nog bezig', zegt de buurvrouw.
Een website kan ik ook niet vinden.

En toch heeft het kleine winkeltje een enorme aantrekkingskracht op me.
Dus als ik voor de zoveelste keer langs fiets en afstap, ben ik blij verrast dat de deur meegeeft.
De eigenaresse is net een soort onhandige manoeuvre aan het uitvoeren en kijkt me aan met heldere lichtblauwe ogen. Ik voel een instant click.

"Nog zoveel te doen', mompelt ze. Ik vertel haar dat ik al een paar keer langs was gekomen en ze knikt verontschuldigd. 'Ze noemen me ook wel de mevrouw van het winkeltje dat nooit open is', antwoordt ze lachend.
Om daar zuchtend aan toe te voegen: 'Ik zit midden in een verhuizing, ik ga hier ook wonen.'
Ze loopt met me naar achteren, waar een geweldig huisje zich ontvouwt.
'Kijk', zei ze trots. 'En hier komt de workshopruimte'.

Ik struin ondertussen bewonderend door de rekken met louter linnen kleren in gedempte kleuren als grijs, zand en antraciet.
Ik wil eigenlijk alles wel hebben.
'Hoe moet ik hier uit kiezen? Dit is een complete weerspiegeling van mijn smaak.

'Mooi is het hè', beaamt ze.
Ik heb een ontwerpstudio in Litouwen gevonden die alles met de hand maakt.
Ze hebben een verkooppunt in Japan, nog ergens in Europa en nu dus hier', besluit ze opgewekt.
Haar roodbruine krullen dansen vrolijk rond haar gezicht.
De hond die in hoekje had liggen slapen, duwt zijn snuit tegen haar been.
'Je wilt uit hè, jongen', spreekt ze 'm meelevend toe.
'Maar ik moet wachten op de boodschappen die worden bezorgd.'

Ik trek ondertussen een lichtgrijze jurk uit het rek.
'De kleedkamer is nog een beetje improviseren', zegt ze bezorgd, terwijl ze een kamerscherm verzet.
Ik trek de jurk aan. Hij zit als gegoten.

'Wat staat ie je goed', knikt ze.
'Ik heb 'm ook gepast, maar mij staat ie niet. Jou wel.'
Ik wil 'm.
Ik ben geen shopper, en heb een instant verliefdheidsgevoel nodig met producten.
Het gevoel van: "dit ben ik. Dit past bij mij".
Dat zijn vaak de meest minimalistische ontwerpen, zonder franje.
Dat geldt voor kleding, maar ook voor accessoires. Eigenlijk voor alles.  

'Heb ik al gezegd dat de pin het niet doet?'
Beteuterd staart ze naar het apparaatje op de toonbank.
'Ik heb nog nooit in een winkel gestaan', lacht ze.
'Ik was vertaalster, maar wilde niet mijn hele leven achter mijn bureau zitten'.

'Ik pin wel even verderop', zeg ik.
'Hou de jurk maar aan hoor', antwoordt ze vrolijk.
'Zal ik gelijk je hond dan uitlaten?', vraag ik impulsief.

Even later loop ik door het dorp in een jurk die ik nog niet heb betaald, met een hond aan de riem die niet van mij is.
Toch voelt het heel natuurlijk.

Als ik terugkom, raken we opnieuw in gesprek.
We blijken ongelofelijk veel raakpunten te hebben.
Alsof je iemand ontmoet die een vergelijkbaar soort leven leeft, parallel aan de jouwe.
We hebben het over onze kinderen, relaties, ambities en struikelen bijna over onze woorden.
Opeens steekt ze haar hand uit.
Ze heeft dezelfde voornaam. Het lijkt bijna logisch.

We worden opgeschrikt door een klant. Opeens realiseer ik weer dat ik een winkel sta.
Ik wil haar niet langer ophouden, en reken snel de jurk af.
'Woon je hier eigenlijk in de buurt?', vraagt ze nog.
Ik antwoord haar dat ik op vakantie ben, maar wel regelmatig in deze omgeving ben.
'Volgende keer drinken we een kop koffie in de tuin', zegt ze opgewekt.
'Dan ben ik inmiddels wel verhuisd.'

Vrolijk stap ik op mijn fiets.
Blij met alles.

donderdag 20 juli 2017

prentje en het afscheid

Nog een laatste keer kijk ik om.
Dan start ik de auto en rijd weg.


Als U hier al langer komt, herinnert u misschien het Kleine Huis aan Zee nog.
Mijn fijne schuilplaats vlakbij het strand, waar ik zoveel mogelijk weekenden en vakanties doorbracht.
Het was er niet luxe; het toilet bevond zich in het schuurtje, en douchen kon alleen buiten.
Maar wat was het er heerlijk.

Welnu; het Kleine Huis is er niet meer.
Al jarenlang gingen er geruchten dat de eigenaar van de camping de grond wilde verkopen.
Niet onvoorstelbaar ook; de plek was onbetaalbaar, in vele opzichten.
Je liep de deur uit en belandde midden in de duinen. De zee was op nog geen kilometer afstand.

De meeste bewoners van de camping stonden er al tientallen jaren.
Eenmaal daar, was je verkocht. Betoverd door de plek.
Inmiddels waren ze de verhalen over mogelijke verkoop wel gewend; er gebeurde toch nooit wat.
Tot we op een dag de factuur voor het komend seizoen ontvingen met hieronder twee droge zinnetjes; de camping ging definitief sluiten.
We kregen nog twee seizoenen om van de unieke plek te genieten.

Wat volgde, was filmisch.
Na de eerste schok, besloten een aantal bewoners dat dit zo maar niet ging.
Een tijd lang ging het over niets anders meer op de camping dan de sluiting, en hoe dit voorkomen kon worden.
De eigenaar gaf aan dat hij simpelweg geen zin meer had om de camping langer te exploiteren, maar dit werd niet geloofd.
De wildste verhalen gingen in het rond: de eigenaar had een miljoenenbod gekregen. Zijn dochter alvast een nieuwe auto om het te vieren.
Iemand had geïnformeerd bij een huisjespark in de buurt, en daar was haar medegedeeld dat er inderdaad dure vakantievilla's op onze plek zouden komen.
Maar wilde hij dit bevestigen?

Inmiddels was er ook een advocaat ingeschakeld, en de bonte groep kwam op de gekste plekken bijeen.
Zo werd er vergaderd met de advocaat midden op de camping: pal voor de neus van de eigenaar die zelf ook op het terrein woonde.
Iedereen had zijn eigen campingstoeltje meegenomen en zat daar in korte broek te overleggen met de advocaat wat nu een volgende stap zou kunnen zijn.

De eigenaar bleef echter bij zijn verhaal. Nee, er was geen projectontwikkelaar in het vizier.
Hij was het gewoon zat.

De zaak kwam voor de rechter en die gaf aan dat hij het weliswaar geen geloofwaardig verhaal vond, maar dat er keihard bewijs ontbrak van de verkoop.
En dat was een heet hangijzer: als dat er wel was, moest hij ons namelijk uitkopen.
Nu kregen we simpelweg een brief bij de volgende factuur dat we er zelf maar voor moesten zorgen dat de boel weggehaald was voor 1 november van het volgende seizoen. Kosten voor eigen rekening.
Stoppen was iets anders dan verkopen.

Enfin, om een lang verhaal kort te maken; het was zijn woord tegen het onze.
De advocaat gaf aan dat we in hoger beroep konden.
We stelden een bemiddelaar aan, die nog één keer in alle redelijkheid met de eigenaar zou gaan praten.
Dat gebeurde; en daar kwam een laatste voorstel uit.
Als we niet in hoger beroep gingen, zou de eigenaar er zelf voor zorgen dat onze huisjes aan het einde van het seizoen zouden worden weggehaald.

Ik koos eieren voor mijn geld. Geen zin in een slopende rechtzaak die me ongetwijfeld veel negatieve energie zou kosten.

Vervolgens heb ik een feestje gemaakt van het laatste seizoen.
Vrienden huurden een plek op hetzelfde veldje en elke dag nam ik een beetje meer afscheid van het Kleine Huis aan Zee.

De laatste dag brak aan.
In mijn eentje reed ik nog één keer terug.
Ik had wat spulletjes op Marktplaats gezet, en die werden die dag opgehaald.
Ik kon de kopers blij verrassen met alles wat ze maar mee wilden nemen uit het huisje.



Hoewel het eigenlijk niet meer hoeft, sluit ik voor de laatste keer af.
'Dag Kleine Huis aan Zee, bedankt voor alles', fluister ik.

Nog een laatste keer kijk ik om.
Dan start ik de auto en rijd weg.

zondag 16 juli 2017

prentje en de ontmoeting

Ik wacht op haar, maar ze is er nog niet.
In eerste instantie sta ik voor de verkeerde ingang te wachten van het Centraal Station in Amsterdam.
Meteen als ik naar buiten kom ga ik in de wachtstand, ondanks dat ik tien minuten te vroeg ben.
Maar het blijkt de zij-ingang te zijn.

Nu sta ik al een minuut of tien voor de hoofdingang te wachten. Ik word een beetje zenuwachtig.
Bij iedere vrouw die ik naar buiten zie lopen, schat ik in of zij het is. Maar ze is het steeds niet.
In mijn hoofd ziet ze er anders uit.
Ik heb haar nog nooit gezien, toch heb ik een beeld in mijn hoofd gevormd van haar.
Zacht hoor ik mijn naam. Ik draai me om. Zij is het.
'Ik stond per ongeluk bij de zij-ingang te wachten', zegt ze.

Kun je iemand kennen die je nog nooit hebt ontmoet? Ik denk van wel.
Ik heb het idee dat ik haar al jaren ken. En zo beginnen we ook te praten.
Alsof we elkaar al jaren kennen.
Alsof we niet elkaar net vijf minuten voor het eerst in levende lijve hebben gezien.
Puur op basis van tekst. De magie van woorden.
We volgen elkaars blogs al jaren.
Ze woont vanwege het werk van haar man en van haarzelf al jaren in het buitenland.
Ze reageert zo vaak op mijn blog, dat mensen inmiddels denken dat ze familie van mij is.
En zo voelt het ook bijna.
Terwijl we niet eens veel contact hebben. Af en toe mailen we.
Ik weet niet eens meer wie daarmee is begonnen. Het was een herkenning, van begin af aan.
Ik voel me vereerd dat ze me nu een keer 'in het echt' wil ontmoeten, ondanks dat ze maar even in Nederland is.

En zo lopen we door de stad. Vinden een fijn café.
De serveerster heeft inmiddels al twee keer gevraagd wat we willen drinken.  
De koffie wordt gevolgd door lunch, en we zijn nog lang niet uitgepraat.
Maar we moeten terug. Haar kindjes en Zoon wachten op ons.

Bij het station, blijkt haar trein al bijna te vertrekken.
We rennen het perron op, ze haalt het nog net.

Dag familie-in-den-vreemde. Je was even dichtbij.
Tot de volgende keer.

vrijdag 14 juli 2017

prentje et Louise

Ik heb nog nooit mijn zomervakantie doorgebracht in Bretagne, maar ik droom er wel al jaren van.
De wonderschone animatiefilm 'Louise en hiver' speelt zich af in mijn gedroomde kustplaatsje.
Pastelkleurige panden langs de boulevard, kinderen die krabbetjes vangen.
Blauw-wit gestreepte luifels.
Krijtrotsen tot in de hemel.
Een casino vol vergane glorie.
Het draaimolentje met paardjes.

En Louise, een kranige seniore dame die de laatste trein mist, en daarom noodgedwongen alleen in het vissersdorpje de winter moet doorbrengen. Want vanwege 'hoogtij' komt er niemand buiten het seizoen.
Ze maakt er maar het beste van.
Bouwt een hutje aan het strand (haar huisje is ondergelopen door het hoogtij) en krijgt gezelschap van een lieve hond, die ze 'Opaatje' noemt.
Gaandeweg de film krijgt ze steeds meer herinneringen aan haar jeugd die ze vanwege de oorlog in hetzelfde plaatsje aan zee door heeft gebracht.

Niet alleen is elk plaatje een lust voor het oog (in pastelkleurig waterverf en krijt) - ook het dromerige verhaal is geweldig. Want leeft Louise nog wel? Haar klok staat stil.
Bovendien converseert ze luchtig met een dode piloot die in een boom hangt ('de oorlog is allang voorbij hoor') en ziet ze geesten op de boulevard.
Of zijn dat creaties van haar levendige fantasie, een 'way out' om te overleven in haar eentje?
De film snijdt belangrijke thema's aan als eenzaamheid, Alzheimer, maar barst ook van de levensvreugde.
Het tempo is kalm, de muziek fantastisch.

Ontroerd sla ik mijn arm om Zoon heen na de aftiteling.
'Prachtig hè', verzucht ik.
'Niet één van mijn favorieten', bromt de puber naast me.

Morgen maar naar 'Pirates of the Caribbean'.

dinsdag 4 juli 2017

prentje, de bomen en het bos

Soms zit er een discrepantie tussen wat je kunt en wat je wilt.

Het lijkt me (nog steeds) fantastisch om een eigen bedrijfje te hebben.
Ik zie het voor me; ik staande achter de draaibank; het één na het ander houten ontwerp afleverend.
En voor de grote bestellingen heb ik dan een leger aan houtdraaiende senioren achter me staan; die ik eerst mooi in sepia op de foto heb gezet.
Zij het vakmanschap, ik het enthousiasme om het aan de man te brengen.
Helaas, de advertentie bij de houtdraaiclub levert nou niet bepaald een roodgloeiende telefoon op.

Gisteren had ik mijn laatste cursusavond houtdraaien en kregen we de opdracht een boom te maken.
Joost deed er eentje voor.
Wat ik dan leuk vind: aan het einde van de avond staat de tafel vol bomen waarvan er niet één hetzelfde is.
Maar misschien is dat ook een van mijn blinde vlekken.
Lever je als bedrijfje een bepaald product, dan is het toch fijn als er enige uniformiteit in zit.
Laat ik dáár nou juist zo slecht in zijn.
Ik ben niet van de reproductie. Ik ben niet van het precies meten. Ik denk niet praktisch.
Niet planmatig.
Ik ben van het 'ongeveer'.
Van het ongeduld.
Van het imperfecte.
Van het combineren.
Van de impulsiviteit.
De fantasie. De sfeer.
En van het concept-denken.
Ik weet hoe de verpakking van mijn houten ontwerpen eruit moet zien, terwijl er nog geen product-geschikt-voor-de-verkoop van de bank is afgerold.
Want wat ik maak, hoort dan ook weer zó bij me dat ik er geen afstand van kan doen.
Daarnaast; de tijd die in het draaien zit, staat in geen relatie tot een enigszins normale prijs.
*Zucht*
Voorlopig blijft het nog wel even bij dromen.