zondag 23 september 2012

prentje en de teksten

We zijn samen in het kabouterhuis, Zoon en ik. Het is officieel herfst nu, en dat merken we. We zien het, voelen het, ruiken het.
Zoon heeft een geheime hut gebouwd in het bos. De dennenappels zijn de wapens tegen indringers.
We gaan fietsen. Ik denk continu aan iemand in mijn omgeving die me lief is, en het moeilijk heeft nu.
'Weet je wat het aller-, aller-, allerpijnlijkst is?', vraagt Zoon. Ik verwacht een antwoord als: 'van vijf kilometer hoogte naar beneden vallen', of 'als er twintig ninja's je tegelijkertijd aanvallen'.
Hij is heel erg acht, mijn Zoon, en druk in zijn hoofd met stoere verhalen.

'Nou?', antwoord ik een beetje afwezig.
'Als iemand je gevoelens kwetst', zegt hij serieus.
Mijn kleine, wijze huisfilosoof.
'Dat is inderdaad heel pijnlijk', zeg ik met een brok in mijn keel.

We gaan wat drinken bij de Berenkuil. Ik denk na over wat Zoon zei. Ik kan me niet herinneren dat ik zulke dingen bedacht toen ik acht jaar was.

'Herinner je gisteren, droom van morgen, maar leef vandaag!', zegt hij opeens.
Verbijsterd kijk ik hem aan. Het moet niet gekker worden.
'Dat staat daar op dat bord', mompelt hij.
Gelukkig.

7 opmerkingen: