'Jullie kunnen je mobieltjes wel weg doen, want je sociale leven kun je de komende tijd wel vergeten.'
Ik slik en kijk om me heen. Vanavond is de start van mijn studie.
Na een hele lange werkdag (ik moest 's ochtends vroeg al aan de andere kant van het land zijn voor een intensief programma, en heb net een collega afgezet in hartje stad, tijd om te eten had ik niet) verzamelden we ons in de hal van het gebouw.
Ik krijg een Déjà Vu van mijn schooltijd. Wie is er nog meer nieuw? Wie staat er nog meer alleen? Met wie kan ik een praatje maken?
Wie wil er mijn vriend zijn?
Onwennig lopen we even later achter de coördinator aan naar de aula. Het hoofd van de school houdt zijn openingsspeech, en geeft dus aan dat we voorlopig alleen nog maar bezig zijn met school. Ben ik nu de enige die schrikt?
De eerstejaars moeten blijven zitten, en worden in twee groepen verdeeld. Ik wacht tot mijn naam wordt omgeroepen, en kijk naar mijn klasgenoten. Die zien er op het eerste gezicht wel vriendelijk uit. Ik krijg de indruk dat de groepen op leeftijd zijn geselecteerd, want in de andere klas lijken ze nog wel jonger. Ik voel me heel oud opeens. Hebben die andere mensen ook wel gezinnen en banen?
Daar kom ik even later achter in het voorstelrondje. Gelukkig zijn er nog een paar die de studie moeten combineren met kinderen en werk.
De docenten stellen zich voor, en vertellen wat over hun lessen. Ik krijg tekenen, (moderne) kunstgeschiedenis, typografie, fotografie, drukwerktechnieken en - uiteraard - grafische vormgeving. De veelzijdigheid maakt deze opleiding uniek, begrijp ik van klasgenoten die helemaal uit Leeuwarden en Groningen komen om de studie hier te gaan volgen. Vanuit verschillende disciplines de vormgeving benaderen, daar komt het op neer.
'Je wordt hier continu beoordeeld, en je moet heel goed tegen kritiek kunnen', zegt een van de docenten.
Ah, dat wordt weer een leerpuntje. Ik hou maar even mijn mond en knik alsof me dat geen énkel probleem lijkt.
We krijgen een map, en drommen rond een tafel om te zien welke materialen we allemaal moeten aanschaffen. Potloden, verf, schetsblokken, fineliners, stiften, draagmappen; er komt geen einde aan. De lijst ontvangen we de volgende dag per mail, dus we hoeven niet mee te schrijven. Ik denk even aan mijn bankrekening. Dat wordt voorlopig niet meer uit eten.
Nadat we allemaal apart in de studio op de foto zijn gezet (ik denk maar even niet aan het vermoeide witte koppie dat ik net tegenkwam in de spiegel op het toilet) en de huiswerkopdrachten hebben ontvangen, mogen we naar huis.
De volgende dag, na opnieuw een drukke dag op mijn werk, vind ik inderdaad de bestellijst in mijn mail. Ik denk aan alles wat ik moet doen. Hou ik nog wel tijd over voor de mensen om mij heen? Kan ik nog naar kofferbakmarkten om voor twee euro bouwdozen uit de jaren zeventig te scoren?
Opeens begin ik te snikken. Kan ik dit wel aan? Waar ben ik aan begonnen? Hou ik nog wel mijn plezier in vormgeving als ik zoveel moet? Waarom wilde ik dit ook al weer?
Man en Zoon slaan hun armen om me heen. 'Wat is er mama, waarom ben je verdrietig?', vraag Zoon terwijl hij zich tegen me aan nestelt. 'Ik vind het opeens zo druk allemaal', snik ik. 'Misschien moet je dan een koptelefoon op', zegt Zoon. 'Dat heeft een jongetje uit mijn klas ook altijd als hij rust nodig heeft'.
Man neemt met mij de lijst door en kijkt op zolder wat er nog ligt aan materialen. Van mijn oom heb ik een koffer vol schilderspullen geërfd, dus wat betreft verf zit ik wel goed.
Als ik de lijst afwerk, verschijnt er opeens een sticker van een paddestoel op mijn blaadje. 'Zo', zegt Zoon tevreden. 'Dat krijgen wij ook op school als we ons werk goed hebben gedaan.'
Mijn sociale leven laat zich niet uitzetten.
Gelukkig maar, want ik zal de mensen om me heen hard nodig hebben, de komende tijd.