1 april is voor veel mensen een belangrijke datum. Niet alleen voor grappenmakers, zoals Zoon die, voordat het 08.00 uur is al vijftien grappen heeft gemaakt van het kaliber 'er zit in spin op je hoofd'.
Maar ook voor iedereen die een vakantiehuisje of iets dergelijks heeft. Dat is namelijk het begin van het seizoen.
Ons huisje stond nog vol met spullen van mijn moeder die, zoals eerder opgemerkt, nogal een andere smaak heeft. De boel moest dus leeggetrokken worden, maar door wie? Ik belde met een kringloopwinkel daar in de buurt. Bij het woord caravan haakte de beste man af. 'Nou', probeerde ik, 'het is niet echt een caravan met vaste meubels, de spullen staan er los in. Je moet meer aan Ikea-meubelen denken.' Dat was blijkbaar een toverwoord, want toen wilde hij wel langskomen. Wij moesten er dus als een speer naar toe.
Op het afgesproken tijdstip kwam er een grote vrachtwagen, met twee sjouwers. 'Tja', zei een van de sjouwers, 'ik weet niet of mijn collega het al verteld heeft, maar we nemen alleen dingen mee waarvan we denken dat ze nog verkoopbaar zijn. Mijn collega had het over Ikea-meubels?' We zagen de bui al hangen. Dat we er nog iets voor zouden krijgen, was al niet meer im Frage. We mochten onze handen dicht knijpen als hij het spul al mee zou nemen. Bedenkelijk keek hij naar de verzameling nepbloemen in vaasjes, de nephaard en de slaapbank. 'Die bank is kapot, die nemen we niet mee', sprak hij resoluut. 'Nee hoor, zei Man vlug, 'Die is nog prima.' En dat was ook zo, dus die ging de vrachtwagen in. Volgende sta-in-de-weg: een grote servieskast met gouden knopen. 'Je hebt oud en leuk-oud, en dit valt onder de categorie oud en onverkoopbaar', sprak hij streng. Ook de oude stoel ging daarom niet mee. Maar wel het serviesgoed, wat zo gedateerd is, dat het weer hip is. Denk porseleinen kopjes met herderinnetjes en gouden randjes. En jaren zeventig borden met oranje en bruine cirkels. Het was nog even in me opgekomen om het zelf te gaan verkopen, op koninginnedag ofzo, maar daar had ik even de puf niet voor. Het ding moest leeg, en wel zo snel mogelijk. En dan zag ik dit maar alvast als bijdrage aan de maatschappij.
Toen ik met het zoveelste nepboeket aan kwam zetten, moesten ze vlug weg.
Vervolgens keken we rond in een bijna leeg huisje. Op de plek waar de blauwe slaapbank had gestaan, zagen we een bruine lekkageplek. Ook de vloer was daar zo zacht dat we er niet te lang op moesten staan. Zwijgend keken Man en ik elkaar aan. 'Het wordt een paleisje, echt', probeerde ik de moed er in te houden.
Meer tegen mezelf eigenlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten