Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik ben niet bepaald een ochtendmens. Ik blijf altijd zolang mogelijk liggen, wat tot gevolg heeft dat we ons ontzettend moeten haasten. En met ons bedoel ik dan Zoon en mezelf, want Man zit al op zijn werk als ik me nog eens omdraai.
Vanmorgen was het weer zover. Een minuut voor de bel zit Zoon in de klas, een haastige kus en dan heb ik nog precies 13 minuten om naar het station te komen. Ik wil mijn fiets uit het schuurtje trekken, die in liefdevolle omhelzing staat met een klein fietsje. Ik geef een flinke ruk en kan nog net dekking zoeken voor de parasol en vervolgens de wasmolen die naar beneden flikkeren. In de zomer vind ik het een uitvinding, wasgoed dat lekker wapperend buiten droogt, maar in de winter staat dat ding nogal in de weg in een heel klein schuurtje.
Vervolgens draai ik het fietspad op en ga bijna onderuit, want fietspaden strooien, daar doen ze hier niet aan. Half steppend kom ik bij de stoplichten aan. Nog 1 etappe en 5 minuten te gaan. Ik wil net de laatste sprint inzetten, als ik de lucht in sneltreinvaart uit mijn band voel leeglopen. Lekke band. Niet verzonnen. Verzon ik het maar allemaal. Maar ik moet en zal die trein halen, dus hobbelend op een platte band (ik weet het, heeeel slecht voor de band) haal ik net de finish. Wat een stress. En dat in 13 minuten. 'Zo kan het leven toch niet bedoeld zijn', zegt mijn collega meelevend. Dat helpt een beetje.
En nu nog terug. Natuurlijk regent het pijpenstelen. Met mijn fiets aan de hand loop ik naar huis. Naast me stopt een man. 'Ik heb een pomp, wil je die lenen?', vraagt hij vriendelijk terwijl de regen ook van zijn hoofd gutst. Ik vertel hem dat ik vermoed dat het geen zin heeft, omdat mijn band erg lek is. Maar gewoon het feit hè, dat iemand dan stopt en zijn hulp aanbiedt. Ook dat helpt.
Een beetje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten